Knobbelzwaan

Afgelopen voorjaar hadden de zwanen 7 eieren. Die zijn waarschijnlijk allemaal uit gekomen, maar voor zover we weten zijn er nooit meer dan 6 kleine zwaantjes gezien. Na een paar weken waren er nog 5 over. De eerste tijd blijven de ouders met hun kleintjes in de buurt van het nest, maar na een weekje nemen ze hen voor het eerst mee voorbij de “reek” en zo vergroten ze langzaam de wereld van de kleine zwaantjes. In augustus zie je ze dan eens een heel stuk stroomopwaards van Tapijn, dan eens stroomafwaards, waar de Jeker uitmondt in de Maas. Het hele gebeuren is een prachtig schouwspel en alles, van begin tot eind, gebeurt even gratieus!

Latijnse naam:
Cygnus olor

Kenmerken:
De knobbelzwaan is een grote en sierlijke watervogel met geheel wit verenkleed. De poten zijn zwart en de snavel oranje. Mannetjes en vrouwtjes hebben een zwarte knobbel aan de snavelbasis. Bij mannetjes is die meestal groter dan bij vrouwtjes. Als knobbelzwanen over vliegen, hoor je de kenmerkende suizende vleugelslag. Verder zijn knobbelzwanen vrij stil, ze maken vooral een knorrend geluid. Als ze kwaad zijn, sissen of blazen ze luid.

Voortplanting:
Knobbelzwanen staan bekend om hun partnertrouw. Over het algemeen blijven koppeltjes elkaar hun hele leven trouw. Sterft een van beide, dan duurt het soms een aantal jaren voor de achtergebleven zwaan een nieuwe partner heeft.
Knobbelzwanen broeden van maart tot mei en bouwen samen een groot nest langs de oever. Het mannetje verdedigt het nest fel. Ze leggen één legsel met 5 tot 7 eieren per jaar. Het vrouwtje broedt de eieren in ongeveer 36 dagen uit. De jonge zwanen blijven een heel jaar bij hun ouders en worden door beide ouders verzorgd.

Voedsel:
Zwanen eten voornamelijk waterplanten en waterdiertjes. Door hun lange nek kunnen ze dieper grondelen (op de kop in het water naar eten zoeken) dan dan bijvoorbeeld eenden. Zwanen grazen ook regelmatig op gras in weilanden.