Het wachthuisje heeft een tentdakje, bekleed met recent vernieuwde bitumen (oorspronkelijk ethernietleien). De buitenmuren hebben een houten vakwerkconstructie, waarvan de vakken opgevuld zijn met bakstenen metselwerk. Aan de voorzijde is een oorspronkelijke houten toegangsdeur met glasruiten. In de zijgevels zijn steeds tweeledige houten ramen met een gedeeld bovenlicht.
Het wacht- of torengebouw
Het wachtgebouw bij de ingang van het kazerneterrein diende tot huisvesting voor een inwonende officier en achttien onderofficieren. Op de begane grond waren lokalen voor de wachtcommandant en de dienstdoende wacht, zes cellen, een politiekamer, vier kantoren, die onder andere dienden tot regiments- en garnizoensbureaus en een ruimte voor schrijvers. Op de eerste verdieping waren de onderkomens voor de officier en de onderofficieren en op de zolder waren archiefruimtes. Het wachtgebouw had ook een kelder, waar onder andere het ketelhuis, een motorkamer en een kolenbergplaats waren ondergebracht.
Paviljoenbouw
Nieuwe kazernes zijn rond 1900 onder staatstoezicht gebouwd volgens rationele principes. In Nederland zijn in die tijd de meeste nieuwe kazernes aangelegd volgens het paviljoensysteem.
Het kazernecomplex in Maastricht is eveneens ingericht met paviljoens, waardoor de verschillende functies in een apart gebouwen zijn ondergebracht en er tussen de gebouwen ruimte blijft voor groen. Dit bevordert een logische bedrijfsvoering en terreininrichting. Licht, lucht en zon in de gebouwen worden eveneens belangrijk geacht. De paviljoenbouw wordt tussen 1910 en 1940 een gebruikelijke formule bij grotere bouwcomplexen van de Rijksoverheid, zoals kazerneterreinen en ziekenhuizen. Uit deze eerste bouwperiode zijn op het terrein de volgende gebouwen bewaard gebleven: het wacht- of torengebouw, een klein houten wachthuisje naast de oude hoofdingang; drie dienstwoningen aan de Hubertuslaan, de oude manschappenkantine, een latrinegebouwtje en de drie logiespaviljoens rond de appèlplaats. Het werk stond onder toezicht van kapitein C.E. Blaauw, eerstaanwezend ingenieur van de genie te Nijmegen. Met het bouwen van een nieuw Kazernement voor het Regiment Infanterie in Zuid-Limburg was een bedrag van ƒ 833.878,22 gemoeid. Aannemer J.H.A. Cremers uit Maastricht nam het leeuwendeel van de bouw voor zijn rekening.
Overzicht gebouwen in 1919
Op het ruime kazerneterrein bevinden zich in 1919 de volgende gebouwen:
• een gymnastiek- en schermzaal
• een kantine
• een keuken
• een patronenmagazijn
• twee privaatgebouwtjes
• een stal
• een voertuigenloods
• een badgebouw
• een exercitieloods (loods M – het gebouw van deze tentroonstelling)
• een wachtgebouw
• twee dubbele woningen
• een geniegebouw
• drie logiesgebouwen rond een appèlplaats
In 1920/1921 komt hier nog een ziekeninrichting bij.