Vanaf bastion Waldeck tot aan de Maas, eigenlijk meer tussen Jeker en Maas, lag het zuidelijke vestingfront dat de verdedigers van de stad eveneens onder water konden zetten. De beroemde Franse vestingbouwer Vauban verdeelt dit zuidelijke front in de jaren 1673-1678 in een aantal inundatiekommen die hij met een ingenieus systeem van sluisjes, beren, wallen en dijken onder water kan zetten. De inundatiekommen bestaan tot 1867 als vesting wordt opgeheven. De soldaten van het garnizoen gebruiken ze dan nog lange tijd als oefenterrein. Steeds meer wordt het ook een geliefde plek voor de Maastrichtenaren om in de natuur te ontspannen. In de winter kan men op ondergelopen delen schaatsen en er is ook ruimte voor sportevenementen. De Tapijnkazerne ligt voor een groot deel op dit oude inundatiegebied waarvan ook het voormalige sportterrein van de kazerne aan de overkant van de Prins Bisschopsingel onderdeel was.
Maastricht is tot 1867 een vestingstad, omgeven door een gordel van verdedigingswerken, omsloten door een stadsmuur en alleen toegankelijk via haar zeven stadspoorten. Buiten de oude stadsmuur uit de veertiende en vijftiende eeuw ligt een uitgebreid stelsel van hoofdzakelijk uit aarde opgebouwde vestingwerken. Deze zogenaamde buitenwerken werden later van groot belang, omdat vanaf de vijftiende eeuw kanonnen werden gebruikt. Dit wapen schiet de stenen stadsmuren relatief makkelijk kapot. De verdedigers proberen nu de vijandelijke kanonnen zo ver mogelijk van de stad af te houden en hebben ook ruimte nodig om hun eigen kanonnen te hanteren. Zo ontstaat de gordel van buitenwerken die steeds dieper wordt. In de ideale situatie zijn die buitenwerken omgeven door water om het benaderen van de stad door de vijand moeilijk te maken. In het gebied van de Tapijnkazerne konden grote oppervlaktes onder water worden gezet. Het water moet dan zo diep zijn dat het niet doorwaadbaar is en bij voorkeur ook weer niet zo diep dat een vijand met boten kan varen. Voor het tot stand brengen van de inundatie waren zes tot twaalf dagen nodig. Dat is overigens in een tijd waarin de legers zich te voet en te paard verplaatsen niet zo’n groot probleem.