In de paviljoens zijn naast legeringskamers ook compagniebureaus, waslokalen en nachtprivaten. Op de zolders zijn twee kledingkamers en in tijd van nood kunnen delen van de zolder als extra legeringsruimte worden ingezet. Het middenpaviljoen verschilt van de andere twee, omdat er een ‘bureeltusschenbouw’ is: dit gebouw heeft als extra een drielaags centraal deel, gedekt door een schilddak. Boven de ramen van de eerste verdieping bevindt zich een naamsteen ‘TAPIJNKAZERNE’. De kazerne kreeg deze naam pas in 1934. Elk paviljoen bood onderdak voor 220 manschappen en 16 onderofficieren.
In de oorspronkelijke opzet van de kazerne eten de manschappen hun maaltijden op de legeringskamers. Op die kamers hebben ze hun bed, een plank erboven en een kribbekist voor het opbergen van hun persoonlijke spullen. In het legeringsgebouw is wel een wasgelegenheid en een nachtprivaat. Buiten de legeringsgebouwen is er een apart badgebouw en zijn er twee privaatgebouwtjes.
In de jaren 1954-1955 worden de drie paviljoens gemoderniseerd en worden de aanwezige nachtprivaten omgebouwd tot volwaardige toileten en worden de privaatgebouwtjes buiten gebruik gesteld.
Als AFCENT in 1967 de kazerne betrekt worden de gebouwen opnieuw ingericht en aangepast aan de eisen van de tijd. Dat heeft onder andere er ook mee te maken dat de internationale militairen veel minder gemakkelijk een weekend naar huis kunnen gaan en dus ook meer wooncomfort krijgen. Zo komen er minder grote slaapzalen en kamers waar ook een zitje is.
De naam Tapijnkazerne
Tot 1934 heeft de kazerne geen echte naam. Ze wordt aanvankelijk de Nieuwe Kazerne genoemd en later de Kazerne in de Kommen of de Kazerne van het Dertiende Regiment Infanterie. Het Ministerie van Oorlog lanceert in 1934 een charmeoffensief waardoor achttien naamloze kazernes in het land een naam krijgen. Voor de kazerne in Maastricht kiest het ministerie de naam van Sebastiaan Tapijn en dus wordt het de Tapijnkazerne. Aan aannemer Wijnants valt de eer te beurt de naam in steen in de gevel van paviljoen III aan te brengen. Voor elke kazerne laat de minister een oorkonde vervaardigen waarin wordt uitgelegd wat de verdiensten van de naamgever zijn.
De uit Lotharingen afkomstige vestingbouwkundige Tapijn of eigenlijk Tapin, krijgt in 1579 van Willem van Oranje opdracht de vesting Maastricht in staat van verdediging te brengen. Tijdens de belegering door de Spanjaarden in dat jaar, neemt hij het commando over de verdediging op zich. Hij weet de vesting van begin maart tot 29 juni te behouden. Die dag nemen de Spanjaarden de stad stormenderhand in.
Van Tapijn bestaat voor zo ver bekend geen portret en ook zijn geboortedatum is onbekend. Rond zijn lot na de inname van de vesting in 1579 doen diverse verhalen de ronde. Ze komen er allemaal op neer dat hij gewond raakt en uiteindelijk overlijdt. In de oorkonde wordt hij een ‘hoogst dapper officier’ genoemd.