De bever heeft wel burchten langs de Maas en in het Jekerdal. Hij verlaat tijdens zijn zoektochten het water wel eens voor een snelle snack op Tapijn. Getuige daarvan is de wilg die naast de brug naar het Nieuwenhofpoortje staat. In het najaar van 2017 en voorjaar van 2018 is deze wilg flink aangeknaagd door de bever. In het voorjaar van 2018 heeft de bever regelmatig de oever van de Jeker op Tapijn bezocht, want we legden hem verschillende malen vast met onze wildcamera. Op die beelden is ook te zien hoe hij (of zij) met een flinke tak het water in gaat. Zo draagt Tapijn toch een steentje bij aan zijn bestaan.
Latijnse naam:
Castor fiber
Kenmerken:
De bever is met name ’s nachts actief, maar een enkele keer kom je hem in de vroege ochtend of overdag tegen. Met zijn kop-romp lengte van 70-100 cm is de bever het grootste knaagdier van Europa. Zeer typisch zijn de oranje-gele voortanden en zijn platte, brede staart waarmee hij in geval van onraad op het water slaat om familieleden te waarschuwen. Vrouwtjes hebben een langere, smallere staart dan mannetjes. Hun vacht is donkerbruin van kleur en de haren staan zo dicht op elkaar dat water niet kan doordringen tot op de huid.
De bever maakt weinig geluid. Soms zachte kreunende of blazende geluiden.
Voortplanting:
Bevers zijn monogaam. Ze leven solitair of in kleine familieverbanden in een territorium. Dat territorium markeren ze met speciale geurheuveltjes die ze maken van gras en/of modder. Op deze heuveltjes zetten ze hun geurstof af, het zogenaamde “bevergeil”.
Bevers zijn na 2 tot 3 jaar volwassen. Tijdens de bronsttijd in januari en februari paren de bevers. Ze doen dit in het water, buik tegen buik. Er volgt dan een draagtijd van drie en een halve maand voordat, tussen april en juli, hun jongen geboren worden. Meestal zijn dat er 2 tot 4. Bevers zogen hun jongen 6 weken en daarna gaan ze over op het voedsel van volwassen bevers. Tijdens de zomer nemen de volwassen bevers hun jongen mee naar buiten om hen het zwemmen en duiken te leren. Ze doen dit op een hele beschermende manier. De jonge bevers helpen in de twee tot drie jaar daarna met het opvoeden van nieuwe jongen en zoeken na die tijd een eigen territorium.
Voedsel:
Bevers voeden zich met bast van houtige gewassen en wortelstokken, populier en wilg. In de zomer eten ze graag kruidachtige land- en waterplanten, maar ook boombladeren.
De bevers die in Limburg leven, zijn pioniers die vanuit Duitsland naar Nederland gekomen zijn. Dat gebeurde rond 1992 via de Roer. In de buurt van Roermond zijn dan ook de eerste bever waarnemingen in Limburg gedaan. Tussen 2002 en 2004 zijn er 30 bevers uit Oost-Duitsland bij gezet. Maar iets daarvoor zijn er in Wallonië bevers uitgezet in zijrivieren van de Maas (zoals de Ourthe). Deze bevers gebruiken de Maas als snelweg en verkennen dan alle zijriviertjes en kunnen dus zo ook in Maastricht terecht gekomen zijn. Of er in het Jekerdal Belgische of Duitse bevers leven, weten we eigenlijk niet. Inmiddels zijn bevers niet meer weg te denken uit het Jekerdal in Maastricht. Getuige daarvan zijn de vele om geknaagde wilgen aldaar. De vraag is nu of de bever een gewenste gast is in onze stadsnatuur of een moeilijk in toom te houden indringer. In het Jekerdal worden de bomen beschermd met gaas. De bever op zijn beurt wordt nog steeds streng beschermd en op de Nederlandse rode lijst van 2009 is zijn status “gevoelig”.