Latijnse naam:
Apodemus sylvaticus
Kenmerken:
Bosmuizen hebben een geel-bruinige tot donkerbruine rug en een licht grijze tot witte buik. De staart van de bosmuis is ongeveer net zo lang als zijn lichaam (75-110 mm) en is tweekleurig; donker van boven en licht van onder. Mannetjes zijn iets groter dan vrouwtjes. De bosmuis heeft korte voorpoten met 4 tenen en langere achterpoten met 5 tenen. Zijn oren zijn groot en steken duidelijk uit zijn vacht. Ook heeft de bosmuis grote, zwarte ogen en een korte snuit met grijze snorharen.
Bosmuizen maken zachte, piepende geluiden, en als ze bang zijn kunnen ze een korte hoge gil geven. Ze maken ook ultrasone geluiden tot 70kHz. Dat gebeurt vooral bij sociale interactie in hun nest.
Voortplanting:
Mannetjes en vrouwtjes bosmuizen hebben aparte leefgebieden. Mannetjes verdedigen hun territorium tegen andere mannetjes, maar er is nog weinig bekend over sociale interacties en hiërarchie bij bosmuizen.
Bosmuizen graven met hun tanden en poten een gangenstelsel tot 50cm onder de grond.
Ze bouwen hun nest van bladeren, mossen en grassen en dit nest kan zowel boven- als ondergronds gebouwd worden. Ze leggen ook voorraadkamers aan. Soms gebruiken ze hiervoor een nestkast, vogelnest of boomholte.
Van maart tot oktober plant de bosmuis zich voort, met een piek in juli en augustus. Vrouwtjes werpen meestal drie keer in deze periode. De draagtijd is 23 tot 26 dagen en er worden 3 tot 8 jongen geworpen (gemiddeld 5 of 6). Worpen later in het jaar zijn vaak kleiner. Bij geboorte wegen de jongen 1 tot 2 gram en ze zijn naakt en blind. Het vrouwtje zorgt alleen voor de jongen. Ze keert steeds terug naar het nest om de jongen te zogen. Dat duurt 18 tot 22 dagen. Als de jongen 7 tot 8 gram wegen, verlaten ze het nest om op zoek te gaan naar een eigen territorium. Jongen die vroeg in het jaar geboren worden, zijn al geslachtsrijp aan het einde van het voortplantingsseizoen. Jongen die later in het jaar geboren worden, zijn dat pas in het volgende voorjaar. Bosmuizen houden geen winterslaap.
Voedsel:
Bosmuizen zijn omnivoren. Ze eten graag plantaardig voedsel, zoals zaden van grassen en onkruid. Daarnaast eten ze bessen, noten, paddestoelen en wortels. Dierlijk voedsel bestaat voornamelijk uit spinnen, slakken, kevers en rupsen en poppen van dag- en nachtvlinders.
Om voedsel te zoeken, klimmen bosmuizen ook in bomen. Soms leggen bosmuizen voedselvoorraden aan in de buurt van hun hol, maar ook in het hol worden (grote) voedselvoorraden aangelegd. Eten doet de bosmuis graag op een rustig plekje, bijvoorbeeld onder struiken of bomen.