Winterkoning

Latijnse naam:
Troglodytes troglodytes

Kenmerken:
Het winterkoninkje is één van onze kleinste vogels, die het hele jaar aanwezig is. De veren van de bovenzijde zijn warm rood-bruin van kleur. De onderzijde is vaal-bruin. Heel karakteristiek is zijn opgewipte staartje. Meestal blijft hij verborgen in het struikgewas of klimop, waar hij op zoek is naar voedsel. Hij vliegt met een korte snorrende vlucht meestal laag over de grond en gedraagt zich doorgaans weinig opvallend. Behalve bij opwinding. Dan wipt hij onrustig op en neer en maakt tikkende geluiden of een ratelende alarmroep.
De zang is bijna het hele jaar te horen, maar in het broedseizoen is de zangactiviteit het grootst.

Broedgegevens:
De winterkoning broedt van half april tot in juli en kan in die tijd twee legsels groot brengen. In het voorjaar bouwt het mannetje een aantal nestjes, waarna het vrouwtje er één uitkiest om in te broeden. Zij bekleedt het nestje vervolgens aan de binnenkant met veertjes en zacht materiaal. Het vrouwtje broedt en zij verzorgt hoofdzakelijk de jongen.
Per legsel worden 5-7 eitjes gelegd. De eitjes komen na twee weken uit waarna de jongen nog 15-19 dagen in het nest blijven. Nadat de jongen zijn uitgevlogen, worden ze nog 2-3 weken gevoerd door de ouders.

Voedsel:
De winterkoning eet alleen dierlijk voedsel: spinnetjes, insecten en allerlei kleine bodemdiertjes.