Latijnse naam:
Ovis ammon
Kenmerken:
De moeflon is het kleinste wilde schaap en wordt ook wel muffeldier genoemd. Mannetjes hebben horens, die niet – zoals bij edelherten – jaarlijks af vallen. Vrouwtjes hebben soms ook horens, die veel kleiner zijn dan de horens van mannetjes.
De moeflon heeft een korte, gladde, roodbruine tot kastanjebruine vacht. Rondom de ogen en neus, in de oren, bij de buik, hoeven en dijen is de vacht witachtig. Hoe ouder een dier is, hoe groter de vlekken. Mannetjes hebben daarnaast op de rug een lichte, zadelvormige vlek en manen in de nek en de hals.
Moeflons zijn vrij stille dieren, maar kunnen blaten als een huisschaap. Rammen maken brommende geluiden en soms is het stoten van hun horens tegen bomen, stenen en elkaar te horen in de bronsttijd.
Voortplanting:
Moeflons zijn echte kuddedieren die geen vaste verblijfplaats of territorium hebben. Vrouwtjes vormen samen met jonge dieren een kudde en mannetjes leven meestal solitair of in kleine groepjes. In de bronsttijd voegen ze zich deels samen.
De voortplantingstijd van de moeflon, ook wel bronsttijd genoemd, loopt van oktober tot november. De mannetjes vechten dan om de vrouwtjes. Hierbij rennen de mannetjes van enige afstand op elkaar in, springen op het laatste moment omhoog en slaan voluit met de koppen tegen elkaar. Dit stoten wordt herhaald, kan heel lang doorgaan en is soms goed hoorbaar. De gevechten zijn heftig maar eisen nooit dodelijke slachtoffers. Na het gevecht, drijft de winnaar bronstige ooien uit hun groep om ze te bevruchten.
Na een draagtijd van ongeveer 5,5 maanden worden de lammetjes geboren. Meestal 1 of 2 per worp. Voor de geboorte zondert de moeder zich ver van de kudde af. Het lammetje volgt al na 20 minuten na de geboorte zijn moeder. Maar het ligt ook vaak op een rustig plekje terwijl de moeder dichtbij aan het grazen is. Het lam is snel zelfstandig en zoekt leeftijdgenootjes op om mee te spelen. Ze blijven meestal twee jaar bij de moeder en lopen dus ook nog bij haar als ze een nieuw lam heeft.
Voedsel:
Moeflons zijn van nature schuwe dieren die overdag en in de schemering actief zijn. Het gehoor en reukvermogen van moeflons zijn goed ontwikkeld. Hun gezichtvermogen is zelfs uitstekend; ze kunnen al op grote afstand bewegingen in het landschap waarnemen. Moeflons zijn planteneters en kunnen met een karig dieet toe. Ze eten voornamelijk heide, maar ook grassen, kruiden, twijgen, knoppen, jonge bladeren en ’s winters boomschors. Ook eten ze stengels van bosbes en mast van eik en beuk.